Inductief onderzoek aanvullend op ‘audits’
Auditors zijn gewend aan toetsend onderzoek. Dit is een vorm van deductief of ‘top-down’ onderzoek omdat het gebruik maakt van de deductieve redeneervorm: uitgaande van een theorie (de norm) toetsen we of deze ook geldt bij de onderzochte werkelijkheid (het auditobject). Je hanteert in de kern een hypothetische onderzoeksvraag; je falsificeert de stelling: ‘gaat de theorie ook hier op’. Maar in plaats van bij afwijzing eerst de theorie ter discussie te stellen krijgt de praktijk een snel onvoldoende.
De meeste in auditnormeringen gehanteerde theorieën en modellen zijn nooit als ‘beste’ of zelfs ‘werkbaar’ bewezen; ze kunnen zijn ontstaan vanuit praktijken die als voorbeeld worden gesteld (bottom-up) maar vaker komen ze van de tekentafel (nadere uitwerking van idealen). En lang niet altijd heeft de tekenaar ervaring met de complexe praktijk. Management control-modellen zijn vaak een combinatie van beide.
Naast deductief kun je ook inductief redeneren: het op basis van waarnemingen/ praktijkervaringen een aannemelijke conclusie trekken of theorie vormen.
Als we de deductieve en inductieve onderzoekstappen onder elkaar zetten wordt het verschil snel duidelijk:
Vaak wordt benadrukt dat inductief onderzoek leidt tot aannemelijke conclusies (of theorie), waar deductief onderzoek een conclusie (of theorie) bewijst (of verwerpt). Juister is te stellen dat deductief onderzoek aangeeft (in welke mate) de theorie ook in de onderzochte context opgaat. Maar nog belangrijk is je te realiseren dat een gehanteerde theorie (of normering) altijd veronderstellingen bevat waarvan de juistheid en betrouwbaarheid essentieel zijn voor de kwaliteit van het bewijs. Terechte kritiek op deductief onderzoek is het veelvuldig dominante effect van ‘tunnelvisie’. En laat inductief onderzoek nu juist als voordeel hebben dat op voorhand niet verwachte praktijken een goede kans krijgen onderdeel te zijn van nieuwe theorie (mits met de juiste open instelling, gericht op ‘je willen laten verwonderen’).
Oftewel: Het combineren van deductief en inductief onderzoek als ‘onderzoek-cycle’ is wat we vanuit de auditfunctie zouden moeten willen ontwikkelen! (Overigens ook als 1e en 2e lijner.) En omdat auditors graag een rijkere normering hanteren dan past bij compliance-audits, is de kans groot dat de in de normering opgenomen uitwerking niet aansluit bij de praktijk. Maar let op die normering is niet per se beter dan de praktijk! Elke ‘afwijking van de voorkeur van de auditor’ (of bevinding) moet daarom worden geanalyseerd met de vraag: Waarom prefereert de norm hier boven de praktijk?
Wij kiezen liever voor een inventarisatie van de praktijk gevolgd door een analyse van de ‘beheerskracht’ van die praktijk: Hoe draagt de praktijk bij aan de beoogde doelstelling? Vervolgens: welke elementen worden nog niet ondersteund (of: Welk risico is nog onvoldoende afgedekt)? Deze combinatie van deelonderzoeken laat de verantwoordelijken meer in hun waarde én leiden in de praktijk tot veel leermomenten van de normatieve auditor!
In bovenstaande plaat uit ons collegemateriaal is deze cyclus zichtbaar gemaakt. Belangrijk is dat we de witte pijl (het vertalen van inductieve uitkomsten naar een deductieve onderzoeksvraag) aan het verantwoordelijk management zelf overlaten! (Zie onze blog over opdrachtgeverschap.)
Een praktijkvoorbeeld
Door management nog niet thuis te brengen signalen uit de praktijk, óf zijn verwondering over praktijkontwikkelingen, geven aanleiding die praktijk te laten onderzoeken. De analyse van observaties geschiedt vaak met coderingslagen (kwalitatief onderzoek) waarna mogelijk relevante theorieën als dataverzameling worden toegevoegd en wat, opnieuw via codering, idealiter leidt tot patroonherkenning. Daar kunnen nieuw ontdekte patronen tussen zitten. Na enkele iteratieslagen komt een theorie of inzicht boven drijven (‘emerging’). Dat mogelijk nieuwe inzicht wordt voorgelegd aan en bediscussieerd met ervaringsdeskundigen, voordat het als onderzoeksuitkomst wordt gerapporteerd. De opdrachtgever zal de nieuwe inzichten gebruiken bij het verder ontwikkelen en bijsturen van de praktijk.
Welke vormen van inductief onderzoek effectief verder kunnen worden toegepast vanuit de 2e en 3e lijn in organisaties, leggen we je graag uit. Het maakt ondermeer onderdeel uit van de training Management Control Auditing 2 (MCA2).
Tabel 2. Voorstel soorten internal auditonderzoeken
[Uit ‘Wendbaarheid met internal audit(deel)producten’, Auditmagazine aug. 2021]