Rollen IAF en ervaringen met gefaseerd onderzoek (Frank Schuiten)

Toetsen aan de norm betekent: “Doe ik het goed?” Niet in alle organisaties zal deze toetsende vraag voldoende helpend zijn. Management verwacht vaak meer van de Internal Audit Functie (IAF). Zeker als ze je brede onderzoekservaring leren waarderen.

Waar kan de kern liggen van toegepast onderzoek binnen organisaties? In lijn met de definitie van internal auditing, betoog ik dat die kern ligt in het helpen van de organisatie met het realiseren van organisatiedoelstellingen en dat de activiteiten een meerwaarde moeten leveren om de organisatie te verbeteren. Maar niet alleen internal audit kan deze rol vervullen; velen kunnen zich hierin herkennen. De kern: deze onderzoeksproducten moeten tot doel hebben een organisatie verder te helpen. Dat kan met toetsend onderzoek, maar er zijn nog legio andere voorbeelden.

Op basis van een praktijkcasus bij de Rijksoverheid, neem ik je mee in het wendbaar uitvoeren van een onderzoek, waarbij probleemduiding (‘verkennen’), diagnose (‘analyseren’) en ontwerp (‘verbeteren’) ineen worden genomen. Want hoe geef je opgavegerichte samenwerking in multidisciplinaire teams uit verschillende organisaties effectief, organisatorisch vorm? Wanneer je als organisatie met deze vraag wordt geconfronteerd, begin je ergens. En je reflecteert, stuurt bij, en dat herhaal je. Is een beheersingsvraag met een oordeel dan van toegevoegde waarde? Mogelijk. Maar mogelijk ook niet. Een verbetergerichte vraag lag in dit geval meer voor de hand.

In dit hoofdstuk van het derde MCA-boek ‘Voorbij toetsend onderzoek’, licht ik toe hoe een referentiekader ook als richtsnoer in plaats van normenkader kan fungeren; hoe open gesprekken tot verbinding en responsiviteit leiden; hoe interactieve workshops validerend, verrijkend, verdiepend én verruimend werken; hoe Design Thinking behulpzaam kan zijn bij ontwerp- en verbetergerichte vraagstukken; en wat dat alles van jou als auditor (en dus als onderzoeker) verlangt… Het delen van onderzoeksruimte met organisatiedeelnemers als mede-onderzoekers, waarbij de praktijkexpertise van betrokkenen – versus de inhoudelijke expertise van de auditor/onderzoeker – centraal staat.